De vorm van de tempel (woning voor een god) was gebaseerd op de vorm van hun eigen woningen: in de achtste eeuw vC was dat nog een eenvoudige constructie: het huis had een kamer (cella) met een deur en een open portaal met zuilen aan de voorzijde. Later tempels kregen een langwerpige plattegrond met een zuilenrij rondom de cella, achter de zuilencolonnade gaf een deur aan de voorzijde toegang tot de cella. Bij latere bouwstijlen werden de tempels steeds groter, en zijn twee of zelfs drie zuilenrijen rondom de cella geplaatst. Ook binnen kreeg het dak dan ondersteuning door zuilenrijen.
De zuilen van de colonnade omringen de lange cella. Een voorhal gaf toegang tot de cella, aan de andere kant was een met een ijzeren hek afgesloten ruimte waar tempelgeschenken werden tentoongesteld.
Naast rechthoekige plattegronden werden er ook ronde tempeltjes (Tholos) gebouwd.
De zuilen van de colonnade omringen de lange cella. Een voorhal gaf toegang tot de cella, aan de andere kant was een met een ijzeren hek afgesloten ruimte waar tempelgeschenken werden tentoongesteld.
Naast rechthoekige plattegronden werden er ook ronde tempeltjes (Tholos) gebouwd.
Veel Griekse tempels hebben dezelfde opbouw. Zo staat het meestal rechthoekige gebouw op drie treden. De onderste twee treden noemt men stereobaat (stereo=twee), de bovenste heet het stylobaat.
architraafbouw
De zuilen van een tempel zijn niet uit één stuk gemaakt, maar bestaan uit verschillende op elkaar gestapelde stukken zuil (de trommels) die binnenin met een ijzeren pin verbonden werden.
De zuilen dragen het hoofdgestel: twee dwarsbalken - de onderste is de architraaf, daarboven ligt het fries. Op het fries werden soms reliëfs aangebracht met voorstellingen die te maken hebben met de god voor wie die tempel gebouwd werd. Bovenop het fries heeft de dakgevel een driehoekige vorm, het tympaan of tympanon. Het tympaan bestaat uit een driehoekige (kroon)lijst en het fronton (het binnenvlak). Het fronton werd gedecoreerd met beeldhouwwerk waarop de godheid werd afgebeeld met andere goden.
Tempels werden voorzien van kleurige beschilderingen. Er zijn resten rood, blauw en geel (goud) gevonden. Hiernaast zie je een leeuwenkop en resten van geschilderde decoraties op de tempel van Hera in Paestum (nu in het museum).
de tempel voor Hera in Paestum |
De zuilen dragen het hoofdgestel: twee dwarsbalken - de onderste is de architraaf, daarboven ligt het fries. Op het fries werden soms reliëfs aangebracht met voorstellingen die te maken hebben met de god voor wie die tempel gebouwd werd. Bovenop het fries heeft de dakgevel een driehoekige vorm, het tympaan of tympanon. Het tympaan bestaat uit een driehoekige (kroon)lijst en het fronton (het binnenvlak). Het fronton werd gedecoreerd met beeldhouwwerk waarop de godheid werd afgebeeld met andere goden.
Tempels werden voorzien van kleurige beschilderingen. Er zijn resten rood, blauw en geel (goud) gevonden. Hiernaast zie je een leeuwenkop en resten van geschilderde decoraties op de tempel van Hera in Paestum (nu in het museum).
In de Griekse bouwkunst worden drie zuilenorden onderscheiden: Dorisch, Ionisch en Corintisch. Deze orden zijn te herkennen aan de vorm van de zuilen en kapitelen. De Dorische orde is de oudste van deze drie bouworden uit de Griekse oudheid.
- de tempelvorm werd op het stylobaat gebouwd met: (basement), zuilen, architraaf, fries en tympanon
- opbouw in juiste, harmonische verhoudingen volgens modulen, vaste maateenheden
- de tempels waren veelkleurig beschilderd: polychromie
- er werden optische correcties toegepast om de tempel perfect te laten lijken.
- sculptuur was ondergeschikt aan de bouwkunst
De opbouw van de tempel was in principe steeds hetzelfde:
- De onderbouw bestaat uit drie verschillende treden: de bovenste is het stylobaat
- De zuilen hebben groeven in de lengterichting: cannelures
- Het kapiteel vormt de overgang naar het hoofdgestel, en bestaat bij de Dorische stijl uit twee delen: het kussen en de dekplaat (abacus). Bij de Ionische stijl heeft het kapiteel voluten, bij de Corintische stijl is het kapiteel versierd met acanthusbladeren.
- De architraaf rust op de zuilen, daarboven ligt de
- fries met metopen en trigliefen (Dorisch) en beeldhouwwerk (Ionisch en Corinthisch).
- Daarboven ligt het tympaan of tympanon, rondom een kroonlijst met erbinnen het fronton.
modulen
Men ging bij het tempelontwerp uit van een vaste maateenheid, waarmee de onderdelen van het gebouw op elkaar, en op het totaal werden afgestemd. Met modulen werden de proporties bepaald; een systeem om evenwichtige verhoudingen te creëren. Ook symmetrie lag in het verlengde van de proportie, die in het Grieks analogia wordt genoemd. Zonder proportie en symmetrie kon geen enkele tempel een doordacht ontwerp hebben. Alle onderdelen moesten in een nauwkeurig afgewogen verhouding worden gebracht, net als bij een goedgebouwd mensenlichaam. De menselijke maat was dan ook uitgangspunt voor de modules.
optische correcties
De hoekzuilen werden iets dikker gemaakt om het effect van tegenlicht (dat de zuil smaller doet lijken) tegen te gaan. Om diezelfde reden stonden de hoekzuilen ook iets dichter bij elkaar en werden de zuilen een beetje ‘uit het lood’ geplaatst. Het stylobaat was iets bol, want “De architect moet het bouwwerk beschermen tegen optisch bedrog. Zijn doel moet niet de feitelijke, maar de schijnbare gelijkheid van maten en verhoudingen zijn”. De zuilen zijn daarom op eenderde van hun hoogte een fractie dikker en staan uit het lood voor een optisch effect. Door deze visuele trucs ziet de bezoeker gebogen lijnen als recht.
Griekse bouwstijlen
De vroege Dorische bouwstijl is zwaar en sober.
- de Dorische zuil heeft geen voetstuk
- de schacht van de zuil is opgebouwd uit trommels die naar beneden toe iets verbreden, de zuil 'bolt' een beetje
- de cannelures zijn spits, breed en ondiep
- het kapiteel bestaat uit een vierkante deksteen die rust op een rond kussen
- het fries vertoont afwisselend trigliefen (drie opstaande 'balkjes') en methopen (platen, vaak met beeldhouwwerk)
Dorische tempel van Hera met (vlakke) metopen en trigliefen in het fries |
- de zuilen zijn smaller
- de cannelures zijn dieper en zijn bovenop iets afgevlakt, waardoor de zuil nog slanker lijkt
- kenmerkend zijn het basement en
- de spiraalvormige voluten aan het kapiteel
- Bij de Ionische orde is de fries doorlopend versierd met beeldhouwwerk in reliëf. Hier zijn dan geen trigliefen meer te zien, maar een voorstelling, van bijvoorbeeld een processie ter ere van de God of Godin.
- Op de architraaf worden horizontale lijnen aangebracht, zodat het optisch drie balken lijken.
Ionisch kapiteel met sierlijke voluten en verdiepte cannelures in de zuil. De cannelures zijn bovenaan niet meer spits, maar afgevlakt. Tussen de twee voluten is een 'eierlijst' aangebracht. |
reconstructie van de Ionische tempel voor Artemis in Efese |
In de laatste, Hellenistische periode van de Griekse cultuur ging men vrijer om met de klassieke vormentaal. Men bouwde ook tempels waarin de verschillende bouworden naast elkaar werden toegepast. In het Erechtheion op de Acropolis worden zowel Dorische als Ionische zuilen toegepast. Bovendien heeft deze tempel (die zowel aan Athena als aan Poseidon was gewijd) een uitbouw met kariatiden: zuilen in de vorm van vrouwelijke figuren.
het Griekse theater
Het Griekse theater was oorspronkelijk een offerplaats ter ere van de God Dionysus. Koorzangers dansten rond een altaar, gekleed als saters (half bok, half mens). Tijdens driedaagse feesten werden er drie tragedies (treurspelen) en een komedie (blijspel) opgevoerd. De tragedies waren op mythen gebaseerd. De blijspelen waren actueler van inhoud en bevatten elementen die lijken op het tegenwoordige cabaret. De Griekse tragedies stelden een voorbeeld aan het publiek. Met het gespeelde verhaal werd duidelijk gemaakt dat de mens zijn (nood)lot niet kan ontlopen. De mens die het lot tart, gaat ten onder.
De tragediespelers droegen maskers die verschillende mannen- en vrouwenrollen voorstelden: deze mythische figuren waren ook herkenbaar aan hoge schoenen en kostuums. Ze overdreven en stileerden hun gebaren, hun bewegingen werden door muziek ondersteund. Bij de komedie werden groteske maskers en kostuums gebruikt. In de vijfde eeuw voor Christus beleefde de Griekse tragedie haar bloeiperiode met de Atheense toneelschrijvers Aeschylus, Sophocles en Euripides.
Het Griekse theater werd tegen de helling van een berg gebouwd. Het ronde speelveld werd omgeving door waaiervormige tribunes, waar duizenden mensen in de open lucht de theatervoorstellingen konden bijwonen. De ronde orchestra (het podium) werd afgesloten door een toneelwand (facade) om de toch al goede akoestiek nog te verbeteren.
stedelijke gebouwen
Het marktplein, de agora, vormde het centrum van de Griekse stad. De stoa was een overdekte zuilengalerij (een lange hal) met een bovenverdieping die werd gebruikt als marktplaats. Hier werd handel gedreven en het was een ontmoetingsplaats. In de stoa werd op de begane grond de Dorische, op de verdieping de Ionische orde toegepast. Daarnaast waren er andere openbare gebouwen als paleizen, raadhuizen en bibliotheken.
De huizen van de Grieken werden in de vierde eeuw gebouwd rondom een gedeeltelijk overdekte binnenplaats met een zuilengalerij. Zo'n atriumwoning bevatte een eetkamer, slaapkamers en een badkamer. Aan de straatzijde bevond zich vaak een werkplaats of winkeltje. De daken waren met pannen bedekt, vloeren belegd met mozaïek en binnenmuren werden beschilderd.
Luxere woningen kregen nog een uitbouw -een peryistyle: een grotere, ommuurde binnenhof met tuin. Ook de Romeinen bouwden later dit type woningen.